Uit het archief. Een boekje verschenen in het jaar 1930. België's
Eeuwfeest!
Vlaamsche Lezer Dees jaar 1930 viert de Belgische staat zijn honderdjarig
onafhankelijk bestaan. Ook de Vlamingen werden uitgenoodigd tot deze Belgische
kermis. Uit de volgende bladzijden zult gij vernemen -of wij, Vlamingen,
redenen hebben om op die uitnoodiging in te gaan. Lees en overweeg. 1830
1930
HET VOORSPEL. VLAANDEREN DOOR DE EEUWEN HEEN.
In het sinds de verovering door Julius Caesar langzamerhand geromaniseerde
gebied van Maas en Schelde, het lage bosch- en broekland bij de Noordzee
kwamen in de eerste eeuwen der christelijke tijdrekening de Germanen zich
vestigen; Franken, Friesen en Saksen. Van dien tijd dagteekent de germaansch-romaansche
taalgrens, die ten huidigen dage den Belgischen Staat in twee helften verdeelt:
benoorden het Kolenwoud, waarvan het Zoniënbosch b.v. nog een overblijfsel
is, sprak men hoofdzakelijk Frankisch, terwijl ten Zuiden, romaansche dialecten,
afkomstig van het volkslátijn, heerschen bleven. Een deel dezer
Franken zakte af naar de Somme en later naar de Seine en de Loire en stichtte
er het koninkrijk der Franken, waaruit het moderne Frankrijk zou ontstaan
Deze Frankische veroveraars, klein in aantal, gingen weldra op in de meerbeschaafde
inheemsche bevolking. Toen daarna onder de opvolgers van Karel den Groote
het Rijk der Franken in den loop der 9e-eeuw gesplitst werd in Duitschland
en Frankrijk, kwam een deel van het huidige Vlaanderen, n.l. het grootste
deel van Oost- en West- Vlaanderen, onder de Fransche Kroon; de overige
Vlaamsche gewesten en Noord-Nederland behoorden tot het Duitsche Rijk.
Aan beide zijden der Schelde ontwikkelden zich echter, dank zij de zwakheid
der centrale regering, en in Frankrijk en Duitschland, half-onafhankelijke
staatjes, waaronder vooral het graafschaft Vlaanderen en het hertogdom
Brabant dienen vermeld. In Frankrijk was ondertusschen de macht van den
koning zienderoogen gaan stijgen. Waar.'s konings macht eertijds deze zijner
groote leenmannen al niet ver overtrof, voerden zij nu, in die in onze
gewesten. Einde 13e eeuw hechtte Philips12e en 13e eeuw een politiek van
verovering, ook de Schoone de parel van het graafschap Vlaanderen aan de
Fransche Kroon. In dit begeerde Vlaanderen waren machtige steden gerezen:
Brugge, Gent, Ieper, steden van volders en van wevers, die de wereldmarkt
van toen overstroomden met de Vlaamsche wollen lakens. Met den bloei der
nijverheid en den aanwas der arbeidersbevolking groeide de 'volksbeweging',
die de macht in de gemeente uit de handen der patriciërs rukken wilde,
tot een zegepralende macht. Op het veld te Groeninge werd de veroveringszucht
der Fransche koningen verpletterd door de kleine lieden uit Vlaanderen,
aangevoerd door enkele den graaf van Vlaanderen trouw gebleven edellieden.
Daar werd het zaad gestrooid eener eigene Nederlandsche beschaving. Heel
de veertiende eeuw door woedde de kamp. Vlaanderen was het bolwerk der
nieuwe gedachte : de regeering door en voor het volk. Een heldhaftig gebeuren
doet zich op voor onze oogen : het kleine graafschap Vlaanderen houdt het
vol tegen de machtige Fransche koningen in een strijd, die door Professor
Pirenne geroemd wordt als een der meest grootsche en bewonderenswaardige
episoden in heel de geschiedenis der Middeleeuwen. De namen des Artevelden
leven nu nog in het hart der Vlamingen . Prachtige kerken en stadhuizen,
stoere hallen en belforten rijzen nu nog in onze oude steden, adelbrieven
onzer trotsche Vlaamsche gemeenten. Ophet einde van de 14e eeuw , kwam,
door het huwelijk van de eenige dochter van den graaf van Vlaanderen met
den hertog van Boergondië, een fransch vorstenhuis zich vestigen .in
ons land. Met geduld, list of geweld wist het zich op te dringen aan de
eene Nederlandsche provincie na de andere : Brabant, Henegouw, Holland
en Zeeland. En wanneer Keizer Karel Gelderland en de overige Noord-Oostelijke
provinciën der Nederlanden verovert. staan de zeventien provinciën
der Nederlanden, met behoud evenwel van een ruime autonomie, onder de heerschappij
van één vorst vereenigd. Voor de kunst was die tijd er een
van schoone bloei. Vlaanderen en Brabant waren als het hart der Nederlanden,
"van waaruit alom alover de Nederlandsche gouwen leven en licht van wetenschappen
schoonheid stroomen ging". Daar, te Leuven. rees de eerste universiteit
in onze gewesten. Juweelige stadhuizen, als daar zijn te Leuven en te Brussel,
het steenen borduurwerk van de 0. L. Vrouwentoren te Antwerpen, de Europa-door-vermaarde
schilderschool der Nederlandsche primitieven, met Van Eyck en Memlinc omkransten
den Vlaamschen naam met hoogen luister. Zoo talrijk en zoo bloeiend waren
er de steden dat de Spanjaards, die naar hier werden gezonden, En de Italiaan
Guicciardini in zijn «Beschrijving van alle de Nederlanden> schrijft
geestdriftig: «Dit landt wordt een haven stapel ende marckt van gantsch
Europa, jae, soo men segt, van de gantsche werelt van Oost tot West. En
verder nog getuigt dezelfde dat er aan deze zijde der Alpen, met uitzondering
van Parijs, geen rijker noch machtiger stad was dan Antwerpen, waar zich
sedert het verzanden van het Zwin en het verval van Brugge, de handel der
Nederlanden samengetrokken had. Een prachtige toekomst scheen boven de
Verenigde Nederlanden te gaan lichten. De godsdienstoorlogen der 16e eeuw
kwamen, deze schoone toekomstmuziek oplossen in felle dissonanten. Wel
scheen het een tijd alsof al de Nederlandsche provinciën, waar het
volk in groote meerderheid den alouden Roomsch-katholiekengodsdienst was
trouw gebleven, het zouden vinden om hand in hand de Spaansche dwingelanden
te verdrijven. Maar het calvinistische schrikbewind, te Gent bv de opdrang
der Spaansche legers en de afval der Waalsche malcontenten maakten dat
de zuidelijke Nederlanden weder moesten bukken onder de wet van Spanje,
terwijl daarentegen de Noordelijke provinciën zich nauwer samensloten
in de Unie van Utrecht -die evenwel nog werd geteekend door de meeste steden
van Vlaanderen en Brabant -in den strijd voor de onafhankelijkheid voortzetten.
Het einde van de strijd was de stichting van de onafhankelijke republiek
der Vereenigde Noordelijke Nederlanden. Aan dezen nieuwen staat viel dra
een heerlijke toekomst te beurt. Niet het minst dank zij de cultureele
en economische bijdrage van talrijke hoog ontwikkelde Zuid-Nederlanders
ging de 17e eeuw in Holland schitteren als de gulden eeuw. Het kleine Nederland
werd een koloniale en zeevarende mogendheid; kunsten en-- wetenschappen
stegen tot hoogen luister. Ook de Zuidelijke Nederlanden kenden nog, onder
de aartshertogen Albrecht en Isabella, een schoone bloei. De school van
Rubens veroverde Europeesche vermaardheid; onze metsers en beeldhouwers
stonden aan de spits, de tapijten van Brussel en Oudenaarde pronkten aan
alle hoven. Maar met de terugkeer van ons land onder den scepter der slappe
Spaansche vorsten, treedt een verval in, dat heel de 17e en 18e eeuw blijft
voortduren. De troepen der Hollandschen republiek, eerst in verbond met
de Fransche legers, en daarna, tijdens de regeering van Lodewijk XIV, als
tegenstanders der Fransche legermacht, vertrappen ons land. Door de vrede
van Munster (1648) hadden de Amsterdamsche kooplieden de sluiting van de
haven van Antwerpen weten te bezegelen. Het bareelentractaat in 1715 -toen
de Zuidelijke Nederlanden reeds onder Oostenrijksch bewind stonden kwam
nog de vrede van Munster bezwaren. Laten wij hier een oogenblik de Noord-Nederlandsche
geschiedschrijver, Professor Geyl, aan het,voord: «Daar de nieuwe
Oostenrijksche regeerder waarschijnlijk maar half belang zou stellen in
de verdediging van zijn Nederlanden, werd aan Holland het recht gegeven
om garnizoenen te leggen in een aantal Belgische steden op de Fransche
grens. In de praktijk had Holland nooit veel voordeel van deze regeling,
die de Belgen evenwel zeer griefde. Maar veel erger waren de ekonomische-,
bepalingen van 1715 en hier exploiteerde en profiteerde Engeland samen
met Holland. België werd stelselmatig en onbeschaamd opgeofferd aan
de handelsbelangen van de twee zeemogendheden. Het is een diep treurige
en onverkwikkelijke geschiedenis. We mogen natuurlijk niet vergeten dat
de 18e eeuw onze opvattingen van internationale moraliteit niet kende.
Nochtans moeten wij daarom niet trachten deze snoode en onverdedigbare
regelingen te verdedigen. Zij waren volkomen onverdedigbaar. » Een
paar feiten mogen volstaan om de diepte van het economisch verval te peilen:
In het weleer zoo ijverige Gent telde men in 1700 nog 12 weefstoelen. voor
laken. De haven van Antwerpen werd in een tijdsverloop van 147 jaar door
62 schepen aangedaan, dit is nog niet één schip om de twee
jaar. Na een periode van opluchting onder Maria Thersia werden onze gewesten
op het einde der eeuw veroverd door de fransche revolutionnaire legers.
Nevens een aantal voordelen, als de opheffing van verouderde standsvoorrechten,
de vrijheid der Antwerpsche haven, de opbloei der weefnijverheid te Gent,
bracht het nieuwe bewind nieuwe kommer. Onze kunstschatten werden naar
de Parijsche muzea weggevoerd, de godsdienst werd vervolgd, de volkstaal
werd stelselmatig uitgeroeid en er mochten geen Vlaamsche bladen verschijnen,
tenzij vergezeld van een Fransche vertaling! Onze jongelingenschap werd
opgeeischt door de conscriptie om op de slagvelden van Europa Napoleon's
machtshonger te helpen verzadigen. In de Kempen, in Klein-Brabant en het
Hageland haakten onze boeren hun roer van de berookte zolderingen, maar
hun opstand werd in het bloed gesmoord te Hasselt. Laten wij hier nog aan
toevoeren dat ook Holland, enkele jaren na België, ingelijfd was geworden
bij het Fransche keizerrijk. De smadelijke aftocht van zijn legermacht
uit Rusland beteekende voor Napoleon, die lange jaren Europa had beheerscht,
het begin van het einde. Wel poogde de Fransche keizer met frische troepen
den aanval der verbondene Europeesche mogendheden te keeren. Waar echter
tot nog toe de strijd er een was geweest van koning tot koning en niet
van volk tot volk, werd het thans meer een nationale oorlog: in den slag
bij Leipzig (1813),door de Duitschers de veldslag der volkeren geheeten,
moest Napoleon het onderspit delven. HET VEREENIGDE KONINKRIJK.. In Holland
schudde het volk reed~ in 1813 de fransche heerschappij af, nog vóór
de legers der verbondenen de Hollandsche grenzen hadden overschreden. Willem
van Oranje, de zoon van de laatste stadhouder die uit het land was gedreven
in1795, kwam terug onder het gejuich der bevolking. De onafhankelijkheid
van Holland werd door de Verbondenen erkend. In België echter brak
geen opstand uit. Men wachtte er lijdzaam tot de Bondgenooten de Franschen
verdreven. Velen immers hadden naar Frankrijk leeren opzien als naar hun
vaderland. Wel voelde de meerderheid niet veel voor het fransche stelsel
maar er. was geen sterk nationaal gevoel en men wist eigenlijk niet al
te best wat aan te vangen. Nog vóór hij bezit had genomen
van de Hollandsche kroon had Willem van. Oranje van de Engelsche regeering
de toezegging gekregen van een «vergrooting van grondgebied».
De onderhandelingen werden verder gevoerd en het besluit was dat nagenoeg
heel de Oostenrijksche Nederlanden, alsook het voormalige prins-bisdom
Luik vereenigd werden met Holland. Op de conferentie te Londen werd door
de mogendheden beslist dat die vereeniging innig en volkomen moest zijn:
beide landen zouden een eenheidsstaat vormen, geregeerd door koning Willem
volgens de reeds in Holland aangenomen grondwet, die thans zou gewijzigd
worden volgens de nieuwe omstandigheden. De Conferentie verzekerde aan
alle godsdiensten gelijke rechten en bescherming, aan alle burgers gelijke
benoembaarheid tot de openbare ambten. Met een gunstig oog liet de Vereeniging
zich niet aanzien.
TEGENSTELLINGEN TUSSCHEN NOORD EN ZUID.
De Hollandsche provinciën, trotsch op hun verleden en op hun huidige
intellectueele meerderwaardigheid, keken zoo wat van uit de hoogte neder
op het Zuiden, dat daarenboven voor het gevoel van de overheerschende calvinisten
uit het Noorden, het gebrek had... roomsch-katholiek te zijn. Met uitzondering
van koning Willem en ettelijke zijner raadslieden tel~men in Holland geen
voorstanders van de Vereeniging. Die waren trouwens al evenmin te vinden
in België: geestelijkheid en adel verlangden veeleer de terugkeer
van het Oostenrijksch bewind, dat, naar zij hoopten, den stand van zaken
van vóór de fransche omwenteling, zou herstellen. Daarnevens
was er, lijk de Oostenrijksche zaakgelastigde reeds schreef in 1815, een
groote fransche partij, die de hereeniging met Frankrijk wenschte en door
dit land gesteund werd: aanhangers van den nieuwen liberalen tijd, oud-soldaten
en gewezen ambtenaren van Napoleon, Franschen, die vóór de
vervolgingen, ingespannen tegen de oud-revolutionnairen en bonaparti'5ten,
Frankrijk waren ontvlucht, vormden er de woelzieke elementen van. Trouwens
in cultureelopzicht was België maar een verlengstuk van Frankrijk.
In de 18e eeuw voerde de Fransche taal en het Fransche gezelschap leven
de boventoon aan de hoven en bij den adel van het Europeesche vasteland.
De taal van Voltaire geldt als het meest volmaakte instrument bij het gedachtenverkeer.
Ineen door de Academie te Berlijn bekroonde verhandeling, noemt Rivarol
haar niet langer de taal der Franschen, maar de taal der menschen. Onder
Katharina II worden de Russische hoogere standen verfranscht in zulke mate,
dat eerst op het einde der 19de eeuw het Russisch weer burgerrecht verkreeg
in de kringen. Frederik de groote, koning van Pruisen, schreef zijn werken
in het fransch. Het spreekt vanzelf dat Vlaanderen, als grensland tusschen
de germaansche en de latijnsche beschavingen, maar vooral wegens het ontbreken
van een sterk nationaal bewustzijn, de mode van den dag: sterk moest ondergaan.
Nog onder het «ancien régime~ had de Brusselsche advokaat
Verloo bitter geklaagdover «de onacht der moederlijke taal in,de
zuidelijke Nederlanden,>. De fransche overheersching op het einde der:
18e eeuw kwam de verfransching nog in de hand werken. In onderwijs, gerecht,
bestuur, pers, kortom in het openbaar leven heerschte het Fransch onbetwist
en overmachtig, terwijl de hoogere standen boven de Moerdijk veelal trouw
waren gebleven aan de eigene, voorvaderlijke taal. Wel was ook in de Vlaamsche
gewesten het volk nog Vlaamsch gebleven: in 1814 nadat de fransche ratten
hun matten hadden gerold, wendden de dekens der ambachten te Brussel zich
tot den generaal-gouverneur met het verzoek om het Vlaamsch in zijn voorvaderlijke
rechten te herstellen; en het was als gevolg op dit verzoek dat aan de
notarissen toelating werd verleend hun akten in de volkstaal op te stellen.
Van bedrijvigheid op Vlaamsch-cultureel gebied was echter haast niets te
merken: met uitzondering van enkele stichtelijke volksboekjes bracht de
Vlaamsche pers niets, op de markt. Overigens was in die jaren de politieke
invloed nog het monopool der hoogere standen. En noch in het Zuiden, noch
in het Noorden was er-enkele uitzonderingen niet te na gesproken een Nederlandsch
samenhoorigheidsgevoel aanwezig. Daarbij kwam dan nog de kerkelijke tegenstelling.
In Noord-Nederland heerschte het Calvinisme: I oppermachtig. Wel waren
op het einde der 16eeeuw belangrijke stukken van het roomsch-katholieke
Vlaanderen, Brabant en Limburg door de legers der zeven vereenigde Nederlandsche
provinciën op de Spanjaard veroverd. Deze streken. kregen echter geen
vertegenwoordigers in de, Statengeneraal;, zij ~regen zelfs geen eigen
provinciale vergadering; ze.werden bestuurd in naam van deStaten-generaal
en beschouwd als grondgebied toebehoorend aan de generaliteit, t.t.z. aan
de gezamenlijke zeven provincies. Die toestand duurde tot1795, datum van
den Franschen inval in Holland. Eerst dan kwam er gelijkstelling zonder
aanzien van den beoefenden godsdienst. Maar door deze twee -eeuwen -lange
verdrukking waren de Roomsch-katholieken in Holland de minderen gevorderd
in economisch en intellectueelopzicht. Aan de regeering en in de administratie,
aan de universiteiten en in de litteratuur \varen de katholieken nog uitzondering.
De katholieke ontvoogdingstrijd in Holland zou eerst later beginnen met
Alberdingk-Thym en Schaepman. In de Vlaamsche provinciën integendeel
was het Katholicisme overheerschend en de geestelijkheidbeschikte er over
een grooten invloed op het volk. De Hollandsche katholieken, die het bindmiddel
zouden hebben kunnen vormen tusschen het calvinistische Noord en het katholieke
Zuid, speelden ongelukkigerwijze nog geen politieke rol.
DE STRIJD VOOR DE GRONDWET IN EUROPA.
Alvorens onze aandacht te wijden aan het regeeringbeleid. van koning
Willem moeten wij nog even wijzen op de politieke atmosfeer in het Europa
van die dagen. De eerste helft der 1ge eeuw wordt haast in alle Europeesche
landen gekenmerkt door de strijd tot het bekomen van een grondwet, die
de macht der vorsten zou beperken en de rechten, zoo individuele als politieke,
van het volk zou bepalen. Na de overwinning te Waterloo hadden de geallieerde
vorsten een «heilig verbond» 'gesloten, waarbij het sommigen,
als den keizer van Oostenrijk met zijn raadsman, den zeer anti-liberalen
Metternich, ( «den man van hetgeen was», lijk hij zich zelf
noemde), vooral te doen was om de monarchistische gedachte, lees de alleenheerschappij
van de vorsten, te versterken en de strevingen van de burgerij naar politieke
en nationale ontvoogding te dwarsboomen.. Tusschen 1815 en 1820 braken
in Duitschland"Italië en Spanje onlusten los, die gewapenderhand werden
onderdrukt. Wie zich partijganger van een grond\vet durfde te verklaren
werd vervolgd, verbannen, gekerkerd. In Frankrijk was, na den val van Napoleon,
een grondwettelijke monarchie opgericht, waarbij de afgevaardigden, verkozen
door dezen die 300 frank rechtstreeksche belastingen betaalden ( er waren
toen in heel Frankrijk ongeveer 90.000 kiezers) eenigen invloed op de regeering
konden laten gelden. De koning Louis XVIII, een zestigjarige, verlangde
in de eerste plaats zijn troon te behouden, wat, volgens hem, onmogelijk
was indien men, lijk de ultra-royalisten het verklaarden te willen,. het
ancien régime, t.t.z. de toestand van vóór de fransche
om\venteling, trachtte te herstellen. Het was een tijd van feilen strijd
tusschen de liberale aanhangers van de grondwet en de conservatieve tegenstanders
ervan, tusschen katholieken en anticlericalen. . Met den opvolger van Louis
XVIII, n.l. Charles X kwam om zoo te zeggen de partij der ultra's zelf
aan het bewind. En toen in 1830 de koning van-15 Frankrijk de vrijheid
van drukpers ophief en het kiesrecht tot het monopool van de groote grondeigenaars
maakte, brak in Juli 1830 te Parijs een revolutie uit, die Charles X wegvaagde
en Louis Philippe op den troon bracht. In het nieuwe koninkrijk der vereenigde
Nederlanden waren de politieke verhoudingen geregeld door een grondwet.
In 1815 werd koning Willem door de liberalen aanzien als de meest liberale
vorst van zijn tijd. De nieuwe grondwet voorzag twee Kamers de eerste,
bestaande uit leden voor hun leven benoemd door den koning, de tweede Kamer,
gevormd door 55 Hollanders en 55 Belgen, verkozen door de provincieraden
(Laten wij hier tusschenhaakjes aan toevoegen dat België toen 3 millioen
, inwoners telde tegen 2 millioen in Holland). De ministers waren niet
verantwoordelijk tegenover het parlement, dat trouwens noch het recht van
'amendement, noch het recht van initiatief op wetgevend gebied bezat. De
persvrijheid was tamelijk beperkt..Koning Willem had zich dus een aanzienlijk
overwicht in de regeering voorbehouden.
HET KARAKTER VAN KONING WILLEM.
Van koning Willem geeft Prof. Dr Blok in zijn«Geschiedenis van
het Nederlandsche volk» volgende karakterschets « Onvermoeid,
rechtschapen en eerlijk, gewend het oog te houden op alles, tot in het
kleine toe, was hij vooral een goed beheerder. Hij was in vele opzichten
ruim van blik, met groote kennis en een helder verstand, tot in kleinigheden
nauwlettend. Hij was voor iedereen toegankelijk~ begaafd meteen ijzersterk
geheugen en een helderen kijk op menschen en dingen, eenvoudig, matig en
zuinig oor zich zeIven, doordrongen van ernstig plichtgevoel, tevens vol,
dikwijls al te vol zelfvertrouwen en vast overtuigd van het eindelijk welgelukken
van zijn pogen. Deze hoedanigheden stemden hem tot een werkzaam en krachtig
bestuurder, geen geniale maar een veelszins begaafde persoonlijkheidhoog
en idealistisch, eerder nuchter en burgerlijk praktisch van opvatting en
neigingen, zooals ook zijn uiterlijk dat van een burgerman was en zich
afkeerig toonde van alle vertoon, vooral van militair vertoon, zelfs van
militaire kleeding en omgeving. Men zou hem op het oog eerder voor een
Hollandschen burger, een. rentenier, een koopman uit de middenstand dan
voor een vorst gehouden hebben. Zijn groot gebrek: eigenwilligheid, koppig
vasthouden aan eigen macht en eigen meening, bracht hem er toe alles tot
in de kleinste bijzonderheden zelf te willen doen en in alles eigen zin
te volgen, niemands raad in te roepen dan alleen om eigen handelswijze
te dekken, alle verschil van gevoelen als ongehoorzaamheid of gebrek aan
inzicht aan te 1llerken. Het zou hem een ernstige hinderpaal blijken. »ECONOMISCHE
BLOEI. In economisch en intellectueelopzicht maakte koning Wille1ll zich
tijdens zijn kort bewind zeerverdienstelijk voor de Zuidelijke Nederlanden.
De Belgische nijverheid.producten vonden, dank zij de bemiddeling der hollandsche
koopvaardijvloot, grooten afzet in de nederlandsche koloniën. Aan
de Scheldekaai en stapelplaats te Antwerpen werd de laatste hand gelegd.
Het aantal aldaar binnengeloopen schepen, dat in 1818, 585 bedroeg, was
in 1829 reeds tot 1028 gestegen. De Oostendsche haven zag jaarlijks meer
dan 500 schepen binnenloopen. Het Gent-Terneuzenkanaal schonk aan Gent
een flinke haven. Nog verscheidene andere kanalen dagteekenen uit die jaren
en over heel het land werden steenwegen aangelegd. Over 't algemeen, aldus
de Vlaamsche historicus Fris, mag men zeggen dat de Koning, wat de stoffelijke
belangen betreft, België meer begunstigde dan Holland. In 1824 wordt
de «Algemeene HandeIsmaatschappij» opgericht, met een kapitaal
van 37 millioen, waarvan 4 door den koning zelf onderschreven; de handel
die in gemeld jaar 215 millioen beliep om in drie jaren tijds tot 350 millioen.
Reeds in 1822 was de «Algemeene Maatschappij tot begunstiging der
nationale nijverheid» begonnen met het verleenen van gedeeltelijke
voorschotten aan de nijveraars. Bijna al het katoen dat Java verbruikte,
werd gefabriceerd te Gent, waar 16.000- spinners en wevers werkten. Van
1823 tot 1825 werden aldaar elf nieuwe textielfabrieken opgericht, John
Cockerill kreeg steun van 's koningswege voor zijn onderneming te Seraing.
Daar en elders werden met regeeringsteun hoogovens in werking gebracht.
In 1825 begon het" kristalfabriek van Val-Saint~Lambert zijn werkzaamheid.
De stoommachines en de gasverlichting komen i.tl gebruik. Nieuwe nijverheden
omtstaan. Dank zij den uitvoer naar den Oost bereikte het arbeidsloon een,
fatsoenlijk peil en was er weinig werkeloosheid. Ook voor landbouw en veeteelt
had de regeering van koning Willem een open oog. De tentoonstellingen te
Gent (1820), te Haarlem (1825) en te Brussel (1830) lieten schitterend
den voorspoed der nationale nijverheid blijken. Daarvan getuigde ook de
aangroei der bevolking, die op 13 jaren tijds tot 118.000 klom 111 Oost
Vlaanderen alleen. . -
INTELLECTUEELE OPGANG
Ook op gebied van onderwijs en verstandelijke ontwikkeling liet Willem
zich niet onbetuigd. Het lager onderwijs was een voorwerp van aan houdende
zorg van \vege de regering. Van 1815tot 1830 werden meer dan 1100 schoolgebouwen
en650 onderwijzerswoningen opgetrokken en de 4000staatsscholen telden rond
het jaar dertig meer dan300.000 leerlingen. Op het gebied van het middelbaar
onderwijs werden. nevens de twee nog bestaande keizerlijke lyceaten Brussel
en te Luik, athenea opgericht te Brugge, Gent, Antwerpen, Maastricht, Doornik,
Namen en Luxemburg. Op 10 jaren klom het aantal leerlingen in de latijnsche
scholen met een derde. In het Zujden werden evenveel universiteiten opgericht
als in het Noorden, namelijk te Leuven, Luik en Gent. In 1820 telde men
er 892 studenten, in 1828, 1557. De Academie voor wetenschappen en letterkunde,
weleer door keizerin Maria Theresia gesticht, daarna door de Fransche Republiek
afgeschaft, werd in 1816 heropgericht. Te Gent werd de «Maatschappij
voor Nederlandsche letterkunde» gesticht. Laten wij er nog aan toevoegen
dat de bedelarij, een der plagen van het land vóór de vereniging,.dank
zij het optreden van de «Maatschappij van weldadigheid», door
het initiatief van koning Willem in 1821 gesticht, in zeer opmerkenswaardige
wijze ging slinken. Over de politieke bezwaren tegen het staatsmonopool
op onderwijs gebied zullen wij straks de;aandacht moeten vestigen. DE KATHOLIEKE
OPPOSITIE. In een vertrouwelijk schrijven aan zijn regeering liet de Oostenrijksche
gezant, graaf de Mier, zich<>p 21 Juni 1830 uit als volgt «Sedert
de tien jaren dat ik dit land bewoon heb ik slechts een voortdurend veranderen
van stelsel, in alle takken van bestuur gezien.Ik heb aldoor zien breken
en maken, zich eerst aan Iets wagen en koppig volharden om dan achteruit
te gaan en met; kwade luim toe te geven; een slechte wet voorstellen, veranderen,
intrekken, dan opnieuw aanbieden het gemaal belasten, dan vrijstellen;
het «wijsgerig college» verplicht, later facultatief maken
en het eindelijk afschaffen; de studiën in den vreemde verbieden en
ze weer toelaten; eene zoogezeg de nationale taal opdringen die door de
helft der natieniet begrepen wordt en dan met tegenzin op die willekeurige
handelwijze terugkomen; de pers vrijlaten en daarna ze weer aan band leggen;
kortom, Onbestendigheid overal. »Voeg erbij dat op enkele jaren tijds
koning Willem erin slaagde zich de twee bestaande partijen op den hals
te halen, zoodat vanaf 1829 én katholieken én liberalen hand
in hand gingen in hun oppositie tegen de regeering. De eerste moeilijkheden
deden zich voor toen de grondwet van het nieuwe koninkrijk moest aanvaard
worden door de notabelen van Holland en België. De oppositie ging
uit van de katholieken. De Gent. Deze, een geboren Franschman en een strijdlustig
temperament, had zich onderscheiden door zijn tegenstand tegen de kerkelijke
Politiek van~ Napoleon. Toen deze later echter, na de nederlaag te Leipzig,
de. plaats moest ruimen voor koning Louis XVIII, nam de bisschop van Gent
het op voor , , ;de Bourbons en in een herderlijke brief aan zijn geloovigen
sprak hij de hoop uit dat, «nu de verwoestende adelaar (Napoleon)
verdreven was en de heerlijke leliënstam (Louis XVIII) verder aan
het bloeien ging, de Belgische provinciën deel zouden: blijven uitmaken
van het fransche koninkrijk. » Zijn hoop ging evenwel niet in vervulling.
Toen de Nederlandsche provinciën van Noord en Zuid onder den scepter
van Oranje waren vereenigd. had koning Willem, op voorschrift der mogendheden
in het ontwerp van grondwet, de volkol1len geloofsvrijheid, de gelijke
bescherming van alle godsdiensten en de benoembaarheid van alle burgers
tot alle openbare ambten laten schrijven. Voor de Hollandsche katholieken
was die grondwettelijke bepaling een voordeelige zaak. Het beteekende voor
hen het begin der vrijheid. Maar de bisschop van Gent zou gewild hebben
dat koning\Villel1l, wat de bescherming van alle godsdiensten betreft.
onderscheid zou hebben gemaakt tusschen Noord en Zuid en dat in België
namelijk alleen de katholieke godsdienst zou steun genieten. Voor een katholiek,
die overtuigd is dat de Hollandsch-katholieke Kerk de hoedster is der godsdienstige
Waarheid, is de gelijke bescherming der godsdiensten door den Staat in
beginsel niet te aanvaarden. Ik zeg in beginsel, want in de ,werkelijkheid
kan men, met het oog op een bestaande toestand, meenen' dat niet enkel
de verdraagzaamheid, l1laar zelfs de gelijkstelling de beste oplossing
Men beschouwt de zaken dal:1 uit een burgerlijk oogpunt. OI1l kort te gaan,
de bisschop van Gent verboo0 aan de l1otabelefl van zijn bildom voor het
regeeringsol1twerp te stemmen en toen koning Willem I..niettegentaande
een meerderheid van neen-stemmen, het ontwerp toch voor aanvaard verklaarde,
verbood de bisschop den eed van getrouwheid aan de grondwet. Hieraan was
door den koning makkelijk een uitweg te vinden.namelijk door aan de katholieken
toe te laten een `restrictio mentalis' een voorbehoud te maken. Maar de
koppigheid van Willem lokte een strijd uit, die licht had kunnen voorkomen
worden.- In 1817 had de aartsbisschop van Mechelen verklaard dat hij de
grondwettelijke bescherming, zonder onderscheid aan alle eerediensten toegezegd,
slechts uit een burgerlijk oogpunt opvatte. Het:c:tuurde toch nog tot 1821,
datum van het overlijden van Mgr de Broglie, vooraleer een verzoening met
de geestelijkheid tot stand kwam. Na zes jaren strijd legden de vicarissen-generaal
van Gent den voorwaardelijken eed af. Ook op andere gebieden kwam het tot
wrijving met de katholieken. Willem trachtte de kloosterstegen te werken
en vooral de «nuttelooze» kloosters, t.t.z. de contemplatieve
orden. Daarbij was de koning partijganger van de overheersching van het
staatsonderwijs. Zoo trachtte hij het oprichten van katholieke lagere schoolen
te verhinderen en bij besluit: van 14 Juni 1825 werden alleen de wereldlijke
latijnsche scholen toegelaten en bisschoppelijke kleine seminaries gesloten.
Waarheidshalve dient hier aan toegevoegd dat de staatsathenea in godsdienstig
opzicht, naar het oordeel van Pater Delplace, doorgaans voldeden: te Bergen
b.v. en te Namen was de principaal een priester. Erger was dat Willem zich
wilde bemoeien met de opleiding der toekomstige priesters. Hij verbood
in de groote seminaries studenten te aanvaarden, die niet gestudeerd hadden
aan het door hem te Leuven opgerichte Wijsgeerig college. Deze.maatregel
een der grofste misslagen van s koningsbeleid ~ was voor de geestelijkheid
volledig onaanneembaar. Verzet vanwege Paus en, bisschoppen bleef dan ook
niet uit, terwijl, de katholieke bladen zich hardnekkig kantten tegen.
de staatsinmenging in kerkelijke zaken. Koning Willem ging alsdan beseffen
dat hij toegevingen moest doen. Hij zond een gevolmachtigde naar Rome om
te onderhandelen nopens het afsluiten van een concordaat, dat eindelijk
in 1827 werd geteekend en luidens hetwelk ieder bisdom een seminarie zou
bezitten. Wat de bisschopskeuze betrof, zou het kapittel aan den koning
een kandidatenlijst voorleggen, waarop deze de kandidaten, die hem niet
bevielen, zou schrappen; uit deze lijst duidde de Paus dan den titularis
aan. Ook voorzag het Concordaat de oprichting van drie nieuwe bisdommen
en voortaan zou de zorg voor de opvoeding der geestelijkheid alleen bij
de bisschoppen berusten. Het concordaat 'genoot een dankbaar onthaal bij
de katholieken, terwijl de hollandsche calvinisten en de Belgische liberalen
het afkeurden. Om de liberalen te paaien zond een van 's koningsministers
een vertrouwelijk schrijven aan de gouverneur waarin hij de feitelijke
waarde van het concordaat trachtte te verzwakken. Toen een liberaal blad
dit schrijven publiceerde en de katholieken zagen dat men ten slotte het
status quo trachtte te behouden, kwam opnieuw de katholieke oppositie'
los. Menig pastoor werd wegens zijn felle taal vóór het gerecht
gedaagd en de katholieke parlementairen, wier verzet tot nog toe steeds
eerbiedig was geweest, namen een heftigen toon aan. KLACHTEN EN GRIEVEN.
In België werd ook geklaagd over het feit dat de Hollanders meer dan
hun deel der openbare ambten bezetten. Veel mistevredenheid, vooral in
liberale kringen, :werd gewekt door het koninklijk reglement van 20 April.
1815 dat de persmisdrijven, in zeer vage bewoordingen aangeduid, op zeer
strengé wijze strafte, terwijl, de in Vlaanderen gevestigde Walen
en de franskiljons een keel opzetten omdat koning Wil1em het Nederlandsch
tot de officiële taal van de Vlaamsche provinciën liet uitroepen:
de ambtenaars, die na den vastgestelde termijn het Nederlandsch niet machtig
zouden zijn, moesten naar Wallonië overgeplaatst worden. Voegen wij
hier nog aan toe dat, ten einde de staatsschulden te delgen, de regeering
zich genoodzaakt zag nieuwe belastingen in te voeren, wat steeds bedenkelijk
is geweest voor de populariteit van een regeering. Vooral kwam er heftig
verzet tegen de belasting op het gemaal en het geslachtte.t.z. op brood
en vleesch, te meer daar boeren en arbeiders zich hier hoofdzakelijk met
brood voedden, terwijl in het Noorden de aardappelteelt vrij.wel algemeen
geworden was. Wij hebben hooger gezien hoe in 1827 de oppositie der katholieken
tegen de regeering met vernieuwde heftigheid losveerde. Terzelfdertijd
haalde koning Willem zich den haat der liberale perslui op den hals door
de kleingeestige strengheid \vaarmede hij de persvrijheid kortwiekte. Verscheidene
dagbladschrijvers, als Ducpétiaux en De Potter, werden voor een
tijdje in 't drogegezet. Naar aanleiding van laatstgenoemd vonnis werden
de ruiten van het ministerie van rechtswezen met steenen ingegooid. Toen
dan deze twee oppositiën, mekaar vonden en mekaar de hand reikten,
nam de politieke toestand een gevaarlijke \vending voor .s konings regeering
HET KATHOLIEK.LIBERAAL -, MONSTERVERBOND.
In Frankrijk had priester Lamenais, in tegenstelling met de vroegere
katholieke leiders die afwijzend stonden tegenover de moderne vrijheden,
een soort katholiek liberalisme verdedigd. Deze houding vond hier heel
wat succes bij de katholieken, sedert een hunner leiders, de Gerlache,
verklaard had dat de vrijheid van onderwijs niet te scheiden was van de
vrijheid van godsdienst en van drukpers. Door het toedoen van de gematigde
liberalen en van de liberaliseerende katholieken ontstond toenadering tusschen
de twee voorheen zoo vijandige partijen. De geschilpunten werden terzijde
gezet en men besloot te ijveren voor de opheffing van bepaalde grieven
en «de vrijheid in alles en voor allen» op te eischen. Reeds
den 23 Juli 1828kondigde een Luiker-Waalsch liberaal blad de sluiting der
katholiek-liberaale Unie aan.:Een grootscheepsch petitionnement weid ingericht.
Wallonië en Brussel vroeg in de eerste plaatsafschaffing van de belasting
op het gemaal en afkondiging van de persvrijheid, terwijl Vlaanderen vooral
ijverde voor opheffing van het staatsmonopool in zake onderwijs. Rond deze
en andere echte of denkbeeldige grieven voerde de pers een fe11e anti-hollandsche
campagne. zoodat koning Willem begreep dat hij moest inbinden. De zeer
liberale pers,vet van 16 Mei 1829verving het gehate dwangreglement van
1815. En toen de koning zag dat de liberale stokebroers alsmaar niet tot
bedaren te brengen waren, deed hij toegevingen aan de katholieken, ten
einde het katholiek-liberaal monsterverbond, lijk hij het smalend noemde,
op te lossen... Er kwam echter geen 'rust. De katholieken eischten thans
de algemeene vrijheid van onderwijs zonder toezicht. De pers, zoo katholieke
als
liberale, werd des te driester, daar regeering en gerecht het hoofd verloren
hadden en de persovertredingen zich zoodanig vermenigvuldigden, dat de
gevangenissen met dat bladschrijvers opgepropt waren. En weer gooide Willem
het over een anderen boeg de pas aangenomen perswet van 16 Mei 1829, die
naar zijt1 oordeel al te liberaal was, wilde hij opnieuw verscherpen. Maar
de strijd werd zoo heftig.dat de koning. die intusschen zelf naar Brussel
was gekomen om polshoogte te nemen, tot nieuwe toegevingen besloot, n.l.
aan de katholieken in zake onderwijs, terwijl hij om de liberale advocaten
te paaien het gebruik van het Fransch in Vlaanderen als gerechts en officiële
taal opnieuw toeliet. Nochtans was er niettegenstaande de felheid der oppositie
op dit oogenblik geen spraak van scheiding of van omwenteling. Op 21 Juni
1830 schreef de Oostenrijksche gezant De Mier nog aan zijn regeering :
Indien er geen:beweging in Frankrijk ontstaat, mag men gerust .zijn dat
dit land hier niet zal verroeren. Enkele weken nadien brak, onder het gejuich
van:alle liberale elementen in Europa, te Parijs de Juli revolutie los:
Charles X werd gedwongen afstand te doen van den troon ten voordeele van
zijn neef Louis-Philippe. In België, waar de pers, zich blind staarde
op Frankrijk -de redactiebureelen zaten trouwens Opgepropt met Franschen
-verwekte natuurlijk het nieuws van den Parijzer opstand groote opschudding:
de liberalen begroetten de revolutie als een overwinning der grondwettelijkheid,
terwijl vele katholieken den val van Charles X betreurden, die tegenover
de geestelijkheid goedgezind was,geweest..
Verantw.uitgever: M.Schouppe,
Onderwijsstraat,21,Aalst
Drukkerij: Volksverheffing,
Onderwijsstraat,14,Aalst
Aalst 1930.
|